Donderdagavond 27 mei werd in het Bredaas Beraad het door onze fractie gevraagde Rekenkamerrapport over Segregatie in Breda besproken.
PvdA Breda fractievoorzitter Arjan van Drunen zei hier het volgende over:
“Voorzitter, graag neem ik u terug naar mijn maidenspeech. Daarin vroeg ik aandacht voor gemengde wijken en dorpen. Toen zei ik: In een gemengde stad en dorpen woont de bakfietsvader in dezelfde straat als die schreeuwende voetbalmoeder. En in diezelfde gemengde wijken en dorpen komen de gesluierde hoogleraar en de buschauffeuse elkaar tegen bij de kapper.
Ik weet nog dat ik het toen had over de denkbeeldige lijn van Noordoost-Breda naar Zuidwest-Breda. Precies de gebieden die niet profiteren van de vooruitgang. Toen ik dat zei werd dat door sommigen in de raad – ik zei het net al – weggewuifd en werd gezegd dat Breda niet te maken heeft met een grote tweedeling.
Maar ergens bleef het knagen. Het gevoel dat de problemen niet door iedereen erkend werden. Zeker omdat de problemen te groot zijn om ze heel politiek te maken. Het versterken van onze wijken vraagt aandacht van ons allemaal.
En dat knagende gevoel, was precies de reden dat mijn fractie vorig jaar aan de Rekenkamer gevraagd heeft om een onderzoek te doen naar de segregatie in de stad. Mijn fractie dankt de Rekenkamer dan ook voor het goede onderzoek. De conclusies hebben mijn fractie geenszins verbaasd. We vinden het vooral goed dat we nu allemaal met de neus op de feiten gedrukt worden en vanuit hier eensgezind vooruit kunnen om de wijken die achterblijven te versterken.
Voorzitter, de leus van Breda is Breda Brengt het Samen. Maar kunnen we eigenlijk wel van Breda Brengt het Samen spreken als de wijken waar het moeilijker gaat, het slechter krijgen en de wijken waar het goed gaat het beter krijgen? Begrijp me niet verkeerd: Breda Brengt het Samen is onze grootste opdracht, maar we kunnen pas echt van Breda Brengt het Samen spreken als iedereen het beter krijgt. Nu is dat niet het geval. En dat is pijnlijk. Breda Brengt het dus niet Samen.
Voorzitter, ik pleit niet voor eenheidsworst. Laten we trots zijn op de verschillen tussen wijken. Zo was ik vorige week bij een bijeenkomst over de Hoge Vucht. Daar gaven verschillende mensen juist aan heel trots te zijn op het feit dat er in de Hoge Vucht mensen van 70 verschillende etnische achtergronden wonen.
Maar laten we niet trots zijn op het feit, dat wijken die het al goed hebben het steeds beter krijgen en dat wijken waar het minder gaat, verder afzakken. Dat voelt zelfs onrechtvaardig.
Als we dat gevoel van onrechtvaardigheid om kunnen zetten in daadkracht, hebben we de motor om van Verbeter Breda een succes te maken.
Maar laat ik ook heel eerlijk zijn over Verbeter Breda: intrinsiek hinkt mijn fractie daarbij op twee gedachten. Enerzijds weten we dat een échte aanpak langjarig is en integraal werken vraagt, maar anderzijds jeuken onze handen en hebben we zoiets van ‘Niet lullen, maar poetsen’ en aan de slag!
Rationeel weten we dat deze aanpak alleen kan slagen als we geduld hebben. De afgelopen jaren hebben we vooral projectmatig geprobeerd de wijken te versterken, maar helaas met te weinig succes. Daarom moeten we daar vanaf stappen, niet overhaast te werk gaan en meer integraal en langjarig aan de slag gaan. Daarom komen we nu ook niet met een motie, want voor je het weet hap snap korte klap motie, terwijl we juist langjarig en integraal aan de slag willen.
Wél vragen we het college om bij het uiteindelijke voorstel over Verbeter Breda expliciet in te gaan op de aanbevelingen van de Rekenkamer en daarin te benoemen in hoeverre zij die overnemen en waarom wel of waarom niet. En daarnaast roepen we het college ook op, zoveel als mogelijk suggesties uit deze sessie mee te nemen in de aanpak.
Ik zei het al rationeel zeggen we focussen op het langjarige en het integrale, maar laat ik ook eerlijk zijn… gevoelsmatig en toch ook wel intrinsiek, heb ikzelf en mijn fractie eigenlijk niet dat geduld. Dat zal voor onszelf nog wel een balanceer-act worden, waarbij we met een cool hoofd en een warm hart het beste willen voor onze kwetsbare wijken.
Voorzitter, een ding staat voor mijn fractie als een paal boven water. De aanpak moet echt met de bewoners tot stand komen. De gemeente en andere maatschappelijke organisaties moeten faciliteren en ondersteunen, maar om mooie en eventueel ook nieuwe initiatieven en voorzieningen echt tot bloei te laten komen, is eigenaarschap van inwoners nodig. Die wil is er, daar ben ik na verschillende sessies en gesprekken met wijkbewoners van overtuigd.
Daarnaast moet de gemeente ook echt in de wijk gaan zitten. Mijn fractie juicht het idee dan ook toe om met ambtenaren die zich bezighouden met Verbeter Breda ook daadwerkelijk fysiek in de wijk te gaan zitten. De politie, de woningbouwcorporatie, de gemeente en al dat soort partijen op wandelafstand, zo zien we het graag.
Verder denk ik dat we kunnen leren van de aanpak van de Heuvel. Ook daar werd zowel sociaal als ruimtelijk geïnvesteerd. Die wijk – blijkt ook uit het onderzoek – is op verschillende onderwerpen verbeterd. Tegelijkertijd hebben we daar misschien te weinig geïnvesteerd in de hulpbronnen van inwoners. Dat terwijl de Rekenkamer ook terecht zegt, dat dat erg belangrijk is. En verder moeten we van de aanpak van de Heuvel leren dat pleiten voor een gemêleerder woningaanbod niet mag leiden tot gentrificatie. Of in normaal Nederlands: dat mensen met een kleine portemonnee uit de wijk verdreven worden.
Ik noemde het al eerder: het wordt een balanceer-act. Enerzijds een balanceer-act hoe we inhoudelijk het goede kunnen doen en tegelijkertijd een balanceer-act om onze geduld te bewaren! Maar ik ben ervan overtuigd – vanuit gedachte van Breda Brengt het Samen – dat wij raad, college, ambtenaren, maar vooral inwoners en maatschappelijke organisaties, het verschil gaan maken! “